Tatoeëren in Nederland op de Kaap begonnen.
10-04-2015
Vroeger op de basisschool moest Ralph Moelker altijd een beetje schimmig doen over het beroep van zijn vader. Hij is zakenman, zei hij dan voor het gemak. Maar nu is dat anders. Zijn vader Tattoo Bob Moelker is een grootheid in zijn vak. En Katendrecht is de bakermat van het tatoeëren in Nederland. Ralph besloot een documentaire te maken over het tattooverleden van de Kaap.
“Het is een pilot hoor”, benadrukt Ralph bescheiden en een tikkie onzeker als hij op de play-knop van de dvd-speler drukt. “En ik ben natuurlijk geen echte documentairemaker, of journalist ofzo”, probeert hij de verwachtingen van de film te temperen. “Maar ik vind gewoon dat dit verhaal verteld moet worden.”
Volgens Ralph Moelker, een van de zoons van Bob Moelker en ook werkzaam voor de zaak, gaat het vaak over hoeren, zeelui en Chinezen als de geschiedenis van de Kaap wordt aangehaald. Maar het verleden van de tatoeages blijft steevast onderbelicht. “Terwijl hier op Katendrecht op één van de eerste plekken in Europa werd getatoeëerd, in de jaren 50 al. Er zaten hier in de hoogtijdagen maar liefst zes of zeven tattooshops. Alleen mijn vader is nog overgebleven, de laatste der Mohikanen zeg maar.”
TUSSEN DE HOEREN, APEN, PAPEGAAIEN EN ZEELUI
Wie er nog meer zaten op de Kaap? Tattoo Peter, Tattoo Jack, Tattoo Willie, Tattoo Ramon, Tattoo Cannon, Albert Cornelisse en Tattoo Dick. “Van Dick heeft mijn vader het geleerd. Aparte man hoor, die Dick. Hij tatoeëerde gewoon in z’n woonkamer, in zijn huis aan de Sumatraweg. En daar zat van alles joh; hoeren, apen, zeelui, papegaaien, you name it… Vanaf z’n achtste liep mijn vader daar al tussen.” Het Walhalla van het foute leven, noemt vader Bob het. Dick stond te boek als een goede tatoeëerder, iemand die mooi kon schilderen en verstand had van tekenkunde.
Ook de andere tatoeëerders op het schiereiland waren stuk voor stuk karakters. Bijvoorbeeld Tattoo Willy. Willy zat op de Brede Hilledijk, tot begin jaren 80. Hij was altijd dronken. Als er een zeeman in zijn zaak kwam voor een plaatje op zijn arm, zette Tattoo Willy eerst het machientje op z’n eigen arm. Om te kijken of ie het deed. Zo ging dat in die tijd. Of Tattoo Jack, die al sinds de jaren 60 op Katendrecht was gevestigd. Ralph hierover: “Tattoo Jack was van Jacobus Cornellissen, hij had de zaak overgenomen van zijn broer Albert Cornelissen, die al in 1954 een shop had op de Kaap. Jacobus noemde zijn zaak Tattoo Jack, maar hij stapte er na een paar jaar al uit. De familie Van Weij, eerst Leen en daarna Cock nam het over. Cock heeft voor zijn shop altijd de naam Jack aangehouden. Mensen dachten werkelijk dat hij Jack heette. Daar kom je dan allemaal achter in je zoektocht.”
‘OVERAL EN NERGENS GEZOCHT’
Ralph Moelker heeft naast zijn drukke werk in de zaak de afgelopen twee jaar overal en nergens gezocht naar archiefmateriaal en foto’s van die tijd. Instituut voor Beeld en Geluid, het Gemeentearchief, privémateriaal, oude tv-beelden uit Duitsland… In de avonduren zette hij de beelden allemaal achter elkaar op band. Daarna heeft hij, al wandelend langs de belangrijke plekken van weleer, zijn vader Bob geïnterviewd en in de documentaire gemonteerd. Het is een treffende weergave van het tattooverleden op de Kaap geworden.
“Moet je kijken wat een leven”, reageert Ralph als hij naar de beelden kijkt uit de jaren zeventig. Overal kroegen, hordes mensen en een grote hoeveelheid aan tattooshops. “Katendrecht was in Nederland dé hotspot als het om tatoeëren ging. In Europa had je verder nog Parijs, Antwerpen en Hamburg. Die laatste twee waren natuurlijk ook, net als Rotterdam, echte havensteden.”
‘Matrozen gingen eerst de kroeg in, daarna naar de hoertjes en na afloop lieten ze, half laveloos, een tattoo zetten’
Logisch dat het ruige leven zich hier concentreerde. Schepen meerden aan, en de complete bemanning ging aan wal, op zoek naar vertier. Dat vonden ze in de kroegen, en bij de hoertjes op de Kaap. “Vervolgens liet zo’n matroos, half laveloos, de naam van zo’n meissie op zijn arm tatoeëren. Totdat het sprookje weer over was. Dan moest er een zwart balkje overeen. Dat tatoeëren stelde in die tijd niet zo gek veel voor hoor.”
Wel werd er hard gewerkt. Ralph weet nog dat zijn vader vaak weg was. “Als hij niks had verdiend, dan bleef hij zitten tot diep in de nacht. Dan legde ’s avonds een schip aan, en dan ging-ie achter elkaar door. Dat waren dé momenten waarop er wat te verdienen viel.”
VAN AMBACHT TOT KUNST
In de jaren ‘80 veranderde het tatoeëren van een ambacht in een kunst. Eenvoudige prenten zoals zeemansankers en namen van geliefden maakten plaats voor complexere tekeningen. Ook stelde de GGD eisen aan hygiëne van het tatoeëren. Hepatitis en aids maakten toentertijd vele slachtoffers. Niet steriel tatoeëren hielp bepaald niet mee om deze virussen te beteugelen. De strenge eisen van de GGD zorgden ervoor dat de meeste tattoo-artiesten het op de Kaap voor gezien hielden. Ralph: “Sommigen gingen in de speelautomaten, daar viel een hoop geld in te verdienen. Zo is speelautomatenhal Las Vegas hier op Katendrecht begonnen door Tattoo Cannon.”
Tattoo Bob werd altijd al vreemd aangekeken door zijn collega-tatoeëerders. Met zijn witte jas. En zelf helemaal niet voorzien van tatoeages (nog steeds niet, zoon Ralph ook niet). “Hij voldeed niet aan het stereotype beeld van een tatoeëerder. ‘Daar hebbie die huisarts weer’, werd wel eens gezegd”, vertelt Ralph. “Maar mijn vader liep voor op zijn tijd. Tattoo Bob werkte al steriel, nog voordat de GGD met strenge eisen kwam. Hij werd ook wel eens voor ‘commercieel’ versleten. Omdat hij altijd open was. Maar mijn vader wilde gewoon een mooie en nette zaak runnen, waarin hygiënisch gewerkt werd. Dat is gelukt. Dat is de reden dat wij er nog steeds zitten.”
‘ZE KUNNEN ME BELLEN’
“Wat vond je ervan?”, vraagt Ralph als de aftiteling draait. “Krijg je een beetje een beeld van het verleden? Ik heb ‘m zelf natuurlijk al honderd keren gezien. Bij TV Rijnmond hebben ze ‘m ook bekeken. Die hebben wel interesse. En ik ben in contact met de professionele documentairemaker Roy Dames. Hij ziet ook wel wat in het verhaal, maar ja, geld hè. Je moet zo’n 50.000 tot 80.000 euro uittrekken voor een beetje professionele documentaire. Ik hoop op fondsen of een geldschieter. Ze kunnen me bellen hoor!”